6 februari 2018

Zoeken naar wat je alleen jezelf kunt geven


“Misschien is het wel zo dat je telkens bij het overgaan naar een volgende fase in je leven een douche moet nemen en alles wat er zo bij hangt af moet spoelen. Dat je vooral de essentie uit een bepaalde periode mee moet nemen naar de volgende fase. Alsof je telkens andere krachten moet inzetten.”
In gesprek met Mirjam en Edda,  door Agnes Verheggen, juni 2007.
Mirjam Kann, nu 83 jaar, was op het moment dat de eerste WVC zich vormde (Amsterdam oktober 1996) de oudste deelneemster en tevens gastvrouw van de cirkel. Ik bezoek haar samen met Edda, met wie zij een speciale band had en nog heeft, in haar appartement in Amsterdam.
In het drie uur durende samenzijn verlevendigt het contact zich weer zichtbaar. Uit het ophalen van dierbare herinneringen en het afstemmen in het moment ontstaat het beeld van een reis die deze twee vrouwen met wie ik om de tafel zit samen hebben gemaakt. Een avontuur waarin zij nieuwe ontdekkingen deden en alles wat zij tegenkwamen op eenvoud en waarachtigheid toetsten.

Het was begin jaren negentig en de tijd waarin we onze intuïtieve vermogens gingen ontwikkelen door deelname aan allerlei cursussen. Je kon naar alle mogelijke workshops en de verleiding was groot om met de minste bagage op je eigen gevoel afgaand te orakelen. “Ik wilde juist van die zweverigheid af”, zo opent Mirjam het gesprek, “en ik vond in Edda iemand die met haar beide benen op de grond stond.” “Natuurlijk moesten we elkaar ook leren kennen”, vervolgt Edda, en “in het schuren aan elkaar merkten we ook hoe verschillend we waren, maar we vonden elkaar op iets dat ons beider persoonlijkheid oversteeg: helderheid, behoefte aan waarachtigheid, licht en heling.” Deze kenmerken hebben iets van eeuwigheidswaarde en dat schept ook nu nog steeds weer de onmiddellijke verbinding als zij elkaar aan de telefoon hebben. Zich nadrukkelijk tot Mirjam wendend zegt zij: “In het fysieke maak jij de cirkel niet meer mee, maar je bent er voor mij wel steeds op de achtergrond bij. Je hebt me immers op dit spoor zo onvoorwaardelijk gesteund.”

Mirjam: ”Mijn aanvankelijke invalshoek was Reiki en Edda had haar interesse meer bij het werken met bloesemremedies liggen. We hebben elkaar over en weer in beide werelden ingeleid, zijn vervolgens samen groepen gaan doen en mensen individueel gaan begeleiden.” Op mijn vraag wat het sleutelwoord was in de ontdekkingen die zij samen deden zeggen beide vrouwen als uit één mond: “Vrijheid!” Een vrijheid om alles tot op de bodem te onderzoeken op onze eigen wijze. Of dit nu ging over de effecten van magnetiseren, de werking van verschillende bloesemremedies, of de wijze waarop je vertaalt naar iemand wat je ziet en weet omtrent een hulpvraag. Mirjam: “Ik was heel praktisch ingesteld: ik wilde absoluut dat iemand er in het gewone leven mee uit de voeten kon met wat ik meedeelde. Daarbij heb ik moeten leren niet ongevraagd alles naar voren te brengen wat ik wist. Maar ook durven corrigeren als je zag dat iemand toch weer teveel ging vliegen met de dingen die werden gezegd. Ik leerde bepaalde krachten in mezelf los te laten om beter te kunnen dienen. Hierdoor kwam ik tot het diepe luisteren naar de ander.“ Hetgeen later in de vrouwencirkel de basis legde voor de ruimte die vrouwen in de cirkel leerden innemen en vanuit hun eigen bron te spreken.
Niet dat iedere vrouw zomaar in de cirkel paste. Sommigen bleven maar kort. Niet iedereen “wenste in haar zelf te stappen”, zoals Mirjam het noemt.

We staan gedrieën even stil bij het feit dat het voor deze generatie vrouwen in die tijd volstrekt nieuw was om dingen heel persoonlijk met elkaar uit te wisselen. De vreugde in de herkenning en de opluchting was ongekend. Mirjam klinkt ernstig en bedachtzaam als ze zegt: “Voor mij waren veel dingen ook nieuw. Ik heb als het ware ook uit een keurslijf moeten breken. Veel dingen in het leven heb ik ervaren als “moeten” in plaats van als “mogen”.
Er volgt een lange stilte. Een stilte die zich vanaf nu in het gesprek regelmatig zal herhalen en een geheel eigen weerklank heeft. Mirjam herneemt het woord en zegt: “Ik heb ook lang niet alles wat ik wilde kunnen neerzetten in mijn leven, en daar ben ik nu ook nog wel eens boos over.
Het kost me moeite om niet te blijven hangen in gedachten als: had ik toen maar een andere keuze gemaakt.” Stilte. “Ik had natuurlijk ook een niet gemakkelijke start.” Ze aarzelt om verder te gaan en ik realiseer me dat de gevolgen van de oorlog voor deze vrouw met een Joodse achtergrond, onuitwisbare sporen hebben achtergelaten. Mirjam: “En nu ben ik oud... dit kan ik beetje bij beetje accepteren.”

Er volgt weer een stilte die zich vult met zachtheid. Het is alsof wij, Edda en ik, vrouwen van de volgende generatie, hier alleen maar heel liefdevol bij aanwezig hoeven te zijn, kijkend naar ons voorland.
Het is voelbaar hoe Mirjam op hele stukken van haar leven terugblikt wanneer zij vervolgens het volgende inzicht met ons deelt: “Misschien is het wel zo dat je telkens bij het overgaan naar een volgende fase in je leven een douche moet nemen en alles wat er zo bij hangt af moet spoelen. Dat je vooral de essentie uit een bepaalde periode mee moet nemen naar de volgende fase. Alsof je telkens andere krachten moet inzetten.”
Ik vraag haar welke kracht zij met name in deze fase inzet. Mirjam zegt: “ik denk dat het een combinatie is van geduld en vertrouwen. Proberen naar het positieve toe te gaan in de afronding. Want in deze periode is het ook belangrijk om alles goed af te werken. Ik heb veel gefotografeerd, waar moet ik met die foto’s heen?”

Augustus 2008: toast op haar 85e verjaardag.
“Mijn kelder staat vol met eigen schilderijen, wat hier om me heen hangt is uit alle perioden wat, maar de rest...? Pas als ik iemand er eentje uit laat kiezen zoals laatst dan heb ik weer de voldoening dat iemand er van geniet en dat het toch goed is wat ik heb gemaakt.

Die voldoening moet je steeds zelf kunnen opbrengen. Het hangt helemaal van jou zelf af of het leven nog de moeite waard is en dat vind ik soms zwaar. De nadruk ligt soms op een groot gemis: van mijn hondje dat dood is, de groep die niet meer bij elkaar kwam nadat één van de vrouwen plotseling stierf en anderen waaronder jij,” en hierbij kijkt ze naar Edda, “gingen verhuizen. Ikzelf begon ook vooral lichamelijk van alles te mankeren. Hierin vrede zien te vinden. Dat is het werk in de laatste fase.” ”En misschien ook mededogen naar jezelf ontwikkelen” vult Edda zachtjes aan, “niet willen dat het anders moet zijn dan het is”.

Met een “weet jij nog, Edda,” neemt Mirjam ons voor de laatste keer deze middag mee in een beschrijving van de sfeer van de wijze vrouwencirkel uit die tijd: warm en gezellig en vooral zonder spanningen. “Het feit”, zegt Mirjam, “dat ik de groep in mijn huis ontving waarin ik de meeste tijd op de eerste etage in mijn eentje doorbracht met schilderen, maakte dat ik uit een isolement kwam en daar ben ik heel dankbaar om. Ik kon mij anders tot de vrouwen verhouden dan ik gewend was vanuit een relatie met een familielid bijvoorbeeld. In een familie zijn er altijd vaststaande beelden over elkaar en in deze groep werd ik uitgedaagd iedereen telkens helemaal nieuw te zien, zonder vooroordelen. En ook in mij werd iets losgeweekt dat ik niet kende. Een uitdaging die om een innerlijke transformatie vroeg. Het heeft mij veel gegeven in het opbouwen van mijn innerlijke zekerheid en daar op een juist moment mee naar voren durven komen. Blijheid ervaren die ik nog nooit had gevoeld in uitwisseling met anderen. “

De heling die van die kwaliteit van samenzijn en je verbinden uitgaat, is deze middag weer helemaal aanwezig. Ik mag ervaren dat een vrouw als Mirjam, aangekomen bij de diepte en essentie in haarzelf, in ons dezelfde diepte aanraakt en een reikwijdte laat zien die het leven wanneer het bijna is voltooid ons kan schenken. Dit wens ik iedereen die dit leest ook van harte toe.


In liefdevolle nagedachtenis aan Mirjam Kan (1923-2014 )